Binnen het OM mogen medewerkers in principe zichtbaar uitingen van levensovertuiging en religie dragen. Toch zijn er binnen onze organisatie ook werkzaamheden waarbij uitingen van levensovertuigingen en religie, zoals bijvoorbeeld een hoofddoek, een keppeltje of een kruisteken, niet geoorloofd zijn. Werkzaamheden die vragen om een onpartijdige en neutrale uitstraling. Dit is het geval als je als (adjunct-)officier van justitie of advocaat-generaal publiekelijk de Staat der Nederlanden vertegenwoordigt. In de rechtszaal, maar ook daarbuiten, bijvoorbeeld bij (huis)zoekingen of bij slachtoffergesprekken.
Vanwege deze onpartijdige en neutrale uitstraling draagt een (adjunct-)officier van justitie of advocaat-generaal in de rechtszaal altijd een toga. Dit moet volgens de wet. De toga zorgt ervoor dat elke (adjunct-)officier van justitie en advocaat-generaal hetzelfde gekleed gaat en sluit uitingen van levensovertuiging en religie uit. Door het dragen van een toga wordt benadrukt dat het in deze rol niet gaat over de persoon van de (adjunct-)officier van justitie of advocaat-generaal, maar om de uitstraling richting verdachten en slachtoffers. Zij kunnen erop vertrouwen dat de wet op neutrale en onpartijdige wijze wordt toegepast.
Buiten de rechtszaal is het niet nodig dat een (adjunct-)officier van justitie of advocaat-generaal een toga draagt, terwijl zich ook dan situaties kunnen voordoen met een openbaar aspect of waarin direct contact is met burgers. Hoewel het dragen van een toga dan niet nodig is, geldt ook in dergelijke situaties dat er geen schijn van partijdigheid mag zijn en zijn uitingen van levensovertuiging en religie niet geoorloofd. Bij alle niet openbare werkzaamheden van de (adjunct-)officier van justitie of advocaat-generaal zijn die uitingen natuurlijk wel toegestaan.